Luchtopname van het opgespoten terrein voor het Kralingse Bos ter hoogte van de Boezemlaan en het Langepad, met rechtsonder de Kralingse Plas, 1923
Luchtopname van het opgespoten terrein voor het Kralingse Bos ter hoogte van de Boezemlaan en het Langepad, met rechtsonder de Kralingse Plas, 1923. Op de achtergrond links boven de Bergse Voorplas en de Rotte.
De directeur Gemeentewerken, G.J. de Jongh, ontwerpt in het begin van de 20e eeuw een plan voor een bos of stadspark langs de Noorderplas, zoals de Kralingse Plas in die tijd wordt genoemd. De oorspronkelijke naam van het park is de Kralinger Hout. In 1911 wordt het plan door de gemeenteraad aangenomen. Men zal de polders ophogen met slib en baggerspecie die men over zal hebben van het graven van de Waalhaven.
Doordat de aanleg van de haven door de Eerste Wereldoorlog vertraging oploopt, duurt het even voordat de plannen van de grond komen. In 1921 maakt de architect Marinus Jan Granpré Molière een nieuw ontwerp. Vanaf 1928 is de grond eindelijk voldoende opgehoogd, en begint men met het planten van speciaal in Noord-Brabant gekweekte eiken. De Rotterdamse schooljeugd wordt hierbij ingezet op speciale boomplantdagen. In de jaren dertig van de 20e eeuw worden er in het kader van de werkverschaffing ook werkelozen ingezet bij de aanleg en beplanting. Een groot deel van deze bomen wordt tijdens de hongerwinter opgestookt in de kachel. Het vele puin, afkomstig uit het centrum van de gebombardeerde stad, wordt gedumpt in de zuidelijke hoek van de Plas. Zo ontstaat een groep kleine eilanden, die ten behoeve van wandelaars worden verbonden met een reeks loopbruggen. In 1953 wordt het Kralingse Bos dan eindelijk officieel geopend.
De foto is gemaakt door KLM Aerocarto en komt uit het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt van Wikipedia.
Met medewerking van Rotterdam van toen