Gezicht in de Van Lennepstraat met rechts de Bellamystraat, 1974
Jacob van Lennep (Amsterdam, 24 maart 1802 – Oosterbeek, 25 augustus 1868) was een Nederlands schrijver, dichter, taalkundige en politicus. De Van Lenneps waren rijk geworden met de handel in waardevol textiel en vanaf de zestiende eeuw door huwelijken verbonden met de stadselite zoals de families Trip en Six. Van Lenneps overgrootvader David kocht het Huis te Manpad in Heemstede en grootvader Cornelis van Lennep behoorde tot de rijkste en invloedrijkste inwoners van Amsterdam.
Aanvankelijk vertaalde Jacob van Lennep het werk van Lord Byron en Walter Scott. Zelf debuteerde Van Lennep in 1826, met de gedichtenbundel Academische Idyllen, die hij opdroeg aan Willem Bilderdijk. Hij werd vervolgens beroemd met historische romans, die hij schreef in navolging van Walter Scott. Voorbeelden hiervan zijn De Roos van Dekama (1836), dat speelt ten tijde van de strijd tussen graaf Willem IV van Holland en de Friezen, en Elisabeth Musch (1850). Het bekendst werd zijn roman Ferdinand Huyck uit 1840.
Jacobus Bellamy (of Bellami), pseudoniem Zelandus (Vlissingen, 12 november 1757 – Utrecht, 11 maart 1786) was een Nederlands dichter. Een van zijn bekendste werken is Roosje.
Voor zijn eerste dichtbundel verscheen in 1781 een vers van zijn hand in het patriotse weekblad Post van den Neder-Rhijn, onder zijn patriottistische schuilnaam Zelandus. Hij raakt onder de invloed van Joannes Petrus Kleyn en ging zich toeleggen op volksdichtkunst en het uitdragen van zijn vaderlandse en onafhankelijkheidsgevoelens. Bij uitgever Jan Martinus van Vloten gaf hij in de periode juni 1782 tot december 1783 een negental verzen uit in die bijna allemaal in de Post van den Neder-Rhijn verschenen. In 1783 werden deze verzen verzameld in één bundel, zijn tweede officiële uitgave, Vaderlandsche gezangen van Zelandus.
De foto komt uit de fotocollectie algemeen van het Stadsarchief Rotterdam. De informatie komt van Wikipedia.
Met medewerking van Rotterdam van toen